strafrecht
Moord op 52 jarige gehandicapte dochter. Volgt zeer lage straf van 30 maanden vanwege schrijnende omstandigheden.
De 79-jarige verdachte heeft bekend zijn 52-jarige meervoudig gehandicapte dochter dood te hebben gemaakt. Ten laste gelegd is primair moord (art. 289 Sr), subsidiair levensbeëindiging op verzoek (art. 293 Sr). Nu 293 Sr een geprivilegieerde specialis is van artikel 289 Sr, beoordeelt de rechtbank eerst het subsidiair ten laste gelegde feit. De rechtbank acht levensbeëindiging op verzoek niet bewezen omdat niet is gebleken dat de dochter de wil te overlijden “ondubbelzinnig” kenbaar heeft gemaakt. De verdachte wordt voor de moord op zijn dochter veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden. De rechtbank houdt bij de strafmaat ernstig rekening met de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Lees de volledige uitspraak
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2021:3873
Luister deze zaak in de podcast “Napleiten“ met Margot Vennik